Je loopt een kamer binnen met daarin honderden peertjes aan draadjes hangend vanaf het hoge plafond. Verder is het er donker. Schemerig en stil. Het licht warm en zacht. Een serene rust omhult je. De wereld buiten deze kamer is ver weg. Hier ben jij alleen, alleen met een onbekende vrouw.
De onbekende vrouw staat in het midden van de kamer. Ze is mooi, ze straalt bijna. Alsof zij ook een lichtbron is. Ze draagt een grootse, witte bruidsjurk. Haar ogen staan wijd open, maar je weet niet of ze jou kan zien. Je wordt naar haar toe gezogen, maar bent bevreesd naderbij te komen.
Op de plaats waar haar hart zal zitten, is een stekker aangesloten op haar lichaam. Eraan vast een dikke zwarte kabel die richting plafond gaat. Als je naar boven kijkt, zie je de pulserende lichtbollen. Ze knipperen zachtjes op de maat van haar hartslag. Worden gevoed door haar energie.
Met iedere voorzichtige stap die je dichterbij komt, knipperen de lichten sneller. Je bent nog een meter van haar verwijderd als ze plots beweegt. Je hart klopt in je keel, terwijl zij zich omdraait. Jou de rug toekeert. Je hebt geen idee of ze je heeft gezien. De knipperende lampen hypnotiseren.
Als je vlak achter haar staat, pulseren de lampen zo heftig dat ze ieder moment kunnen ontploffen. Ook de vrouw geeft licht. Haar huid is dun, er komt een straling doorheen die zowel uitzonderlijk mooi als onbegrijpelijk angstaanjagend is. Nu je hier bent, weet je niet wat te doen. De lampen knipperen. Het kalmeert je.
Je legt een hand op haar schouder en op dat moment gaat het licht uit.
* dit korte verhaal schreef ik in 2016 en werd later de openingsscène van Vederlicht dat in mijn verhalenbundel DDHN verscheen. Ter ere van Halloween, leek het me leuk deze opnieuw te delen.